De beeldtaal van Poen de Wijs

Door Hayo Menso de Boer 

Het artistieke werk van Poen de Wijs (geboren te Nijmegen, 1948) is direct herkenbaar aan de in het oog springende stijl, de keuze van de onderwerpen, de wijze van componeren en de realistische weergave. Poen de Wijs is een hedendaagse Realist: zijn schilderijen worden bevolkt door mensen en voorwerpen van nú. Maar zijn schildertechnieken sluiten aan bij een eeuwenoude traditie. Hayo Menso de Boer, wetenschappelijk medewerker van het ‘Instituut Collectie Nederland’, bekeek deze technieken nader en beschrijft de vier stadia van het ontstaan van het schilderij 'Mariachi'.

Perfectioneren van het schilderproces
Niet alleen stilistische, maar vooral ook materiaaltechnische aspecten spelen een belangrijke rol in de beeld­taal van Poen de Wijs. De ontwikke­ling van zijn stijl en techniek gaan hand in hand. Hieruit volgt dat ze al­leen in onderlinge samenhang goed kunnen worden begrepen. Deze ont­wikkeling wordt in belangrijke mate bepaald door rusteloosheid: de kunstschil­der probeert stap-voor-stap zijn werk­proces te perfectioneren. Poen de Wijs stelt zichzelf telkens opnieuw de vraag; 'kan het beter?' en vervolgens gaat hij op zoek naar nieuwe wegen om de steeds ingewikkelder wordende uitda­gingen te volbrengen. Hij maakt het zichzelf graag moeilijk en poogt soms het bijna onmogelijke toch te verwe­zenlijken. 

Olieverf
In 1984 begon hij met het schilderen in olieverf. Poen de Wijs wilde het lichte en zachte karakter van zijn aquarellen in olieverf vertalen. De mogelijkheden van olieverf zijn talrijk, maar het verkrijgen van lichte, zachte tinten hoort daar niet in de eerste plaats toe. Olieverf heeft immers totaal andere eigenschappen dan aquarelverf en wordt gekenmerkt door een verza­digde kleur. Maar olieverf is een mate­riaal met complexe eigenschappen, dat lastiger te verwerken is dan aquarelverf. Het zoeken naar zijn uiteindelij­ke, verfijnde techniek is daarom een enorme speurtocht geweest.

Ambachte­lijke kennis in een kwade reuk
Jarenlang studeerde Poen de Wijs op lichtval, proporties en stofuitdruk­king. De basis voor zijn techniek was gelegd tijdens zijn opleiding MO-B te­kenen. Maar met materiaaltechnische vaardigheden lag dat anders. In het kunstonderwijs wordt aan materiaal en techniek bitter weinig aandacht ge­schonken. Niet zelden staat ambachte­lijke kennis in een kwade reuk. Veel praktische kennis is verloren gegaan en de kunstenaar die op zoek is naar zijn métier moet zelf op zoek gaan naar informatie. Zo staat de twintigste eeuwse ambachtelijke Realist betrekke­lijk alleen en moet hij de technische grondslagen van zijn vakgebied als het ware opnieuw uitvinden. Ook Poen de Wijs was aangewezen op uitgebreide zelfstudie en oude vakliteratuur.

Groeiende materiaalbeheersing
Het in de praktijk uitproberen van de in de schildershandboeken beschre­ven aanwijzingen leidde, met vallen en opstaan, echter wel degelijk tot een groeiende materiaalbeheersing. Door zich te beperken tot een aantal rele­vante technische vraagstukken en ge­disciplineerd experimenteren, heeft Poen de Wijs zijn eigen techniek ont­wikkeld. Weliswaar waren de advie­zen van een bevriende schilder, Ab van Overdam, van belang, de huidige technische vaardigheden heeft hij zelf moeten veroveren.

'Schilderen is gewoon een vak'
is éën van Poens relativerende uitspra­ken. Maar een gewoon vak is het niet! Wat hij bedoelt, is dat hij niet de hele dag in hoger sferen, met alpinopet op en half dichtgeknepen ogen op zijn atelier zit te klodderen. Schilderen is een vák waarbij je moet nadenken, plannen en vooral veel werkervaring opdoen. Goed kijken en oefenen, oefe­nen, oefenen. Hoe meer de kunstenaar oefent, des te groter wordt zijn handvaardig­heid. Poen is gewend om voorafgaand aan een schilderij veel studies te maken. Zonder deze training en zonder de vaardigheden van hand en ogen is kennis van materiaal en tech­niek nutteloos. Is de tekening een zelf­standige kunstvorm, de zwart-wit foto's die De Wijs gebruikt bij de voor­studie zijn dat veelal niet. 

Toonwaarden bestuderen
Fotografie biedt hem de mogelijkheid beweging te bestuderen. Daarnaast is het een praktisch hulpmiddel om het onder­werp in alle rust en in verschillende standen te kunnen bestuderen, waar­door het vaststellen van de juiste com­positie eenvoudiger wordt. Ook biedt zwart-wit fotografie de mogelijkheid toonwaarden te bestuderen zonder af­geleid te worden door de kleur. Maar de fotografie is voor Poen de Wijs geen uitgangspunt: de nadelen zijn daarvoor te groot. Vaak is op de foto's de herkomst van bepaalde schaduwen onduidelijk en is de vervorming onna­tuurlijk. Bovendien is de lens in be­perkte mate in staat de zichtbare wer­kelijkheid weer te geven, want per foto is de scherptediepte een vast gegeven, terwijl het menselijk oog per waarne­ming focusseert. Zelf zegt Poen daar­over: 'Fotografie bepaalt het spel tus­sen mijn ideeën en datgene, wat een model verbeelden kan. Fotografie ver­taalt de krabbel in een studie; de stu­die leidt tot een schets; de schets mondt tenslotte uit in een werktekening'. De schetsen, voorstudies en te­keningen concentreren zich in eerste instantie op de hoofdzaken: wie, wat, waar.

Onderwerpskeu­ze, vorm en compositie
In deze werkwijze worden artistieke problemen niet allemaal tegelijk onder de loep genomen, maar na elkaar in verschillende fasen uitgewerkt. In deze eerste fase staan onderwerpskeu­ze, vorm en compositie centraal. De perfectionist die alle picturale elemen­ten wil beheersen, kan in deze fase schuiven, veranderen en uitproberen, nieuwe wegen inslaan en weer terug­komen op een oud standpunt. Elemen­ten als kleur en tonaliteit, contrast, volume, spanning en harmonie komen in late­re fasen aan bod. Uiteindelijk volgt de werktekening op ware grootte. Hoewel veel as­pecten definitief zijn vastgelegd, zullen verschillende zaken tijdens het schilderen toch nog veranderen. Dit is niet nieuw: al vanaf Jan van Eyck komen dergelijke veran­deringen (repentir) voor, ook in de fijnschilderkunst.

Het laagsgewijs schilderen is een standaard werkwijze geweest in de historische schilders­techniek. Eeuwenlang werden de verven be­reid op het atelier. Er werd zuinig omge­sprongen met materiaal, want dat was kostbaar en eenmaal aangewreven olieverf kon, omdat de tube nog niet was uitgevon­den, niet goed worden bewaard. Om die rede­nen werd alleen de benodigde hoeveelheid verf bereid voor een werkdag. 

Laagsgewijze opbouw
Allerlei prakti­sche en materiaaltechnische redenen maakten een laagsgewijze opbouw noodzakelijk. Maar de laagsgewijze opbouw van het schilderij vervulde ook een aantal artistieke functies. Het zijn vooral die laatste functies die Poen de Wijs als pijlers van de techniek gekozen heeft. Op de academie leerde hij dat het laag over laag schilderen uitsluitend bedoeld was om correcties uit te voeren. Gaandeweg ont­dekte hij dat laagopbouw ook gebruikt kan worden voor het uitsplitsen van artistieke problemen. Bij Poen de Wijs kunnen we de volgende drie functies onderscheiden: een laag voor de vorm (ondertekening), een laag voor het licht (onderschildering) en een of meer lagen voor de kleur.

Drager, schildersgrond en ondertekening
Poen de Wijs werkt op verschillende dragers: bij grote formaten op doek, bij kleine op houten paneeltjes. Beide typen dragers worden geprepareerd met een grondverf op acrylbasis. De kleur van de grondverf hangt nauw samen met de tona­liteit van het onderwerp. Al eeuwen maken schilders gebruik van gekleurde schildersgronden. Het geeft eenheid aan een schilderij omdat de kleur doorschemert door de hierop aangebrachte verflagen. Vervolgens wordt de werktekening overgezet op de geprepareerde drager met behulp van een calqueertechniek. Door de achterkant van de werktekening met krijt in te smeren, maakt men een soort carbonpapier. De werktekening wordt zorgvul­dig schoongeblazen en vervolgens met de krijtkant op de drager bevestigd. Voorzichtig wordt de tekening doorgedrukt. De doorge­drukte tekening moet met verf worden uitge­werkt en vastgelegd op de schildersgrond. Deze en vergelijkbare werkwijzen worden sinds eeuwen toegepast.

Licht en schaduw, licht-donkerwaarden
In de onderschildering worden de volumes gemodelleerd. De plaatsen waar het licht komt, worden aangegeven met uitzondering van de hoogste lichten. Tegelijkertijd met het 'hogen' wordt ook het 'diepen' uitgevoerd, waarbij de schaduwen, met uitzondering van de diepste schaduw, worden aangebracht. De onderschildering bevat weinig kleur en be­staat hoofdzakelijk uit warme en koele grij­zen. Deze worden van te voren in een aantal toonwaarden gemengd, waardoor tijdens het schilderen de eenheid van de onderschilde­ring bewaard blijft en de licht-donkerwaarden nauwkeurig bepaald kunnen worden. Ook hier volgt Poen de Wijs een historische me­thode, met dit verschil dat hij de onderschil­dering in acrylverf uitvoert. Vroeger gebeur­de dat veelal in tempera of olieverf.

Gepenseelde onderschildering
Poen maakte aanvankelijk veel gebruik van de verfspuit waarbij hij de onderschildering in complementaire kleuren over elkaar spoot. De latere werken kenmerken zich door een duidelijk gepenseelde onderschildering in kleine haaltjes. Een dergelijk gebruik van acrylverf herinnert aan de tempera schilderkunst waar onvermengde kleine streekjes snel naast en over elkaar gearceerd werden (in het Duits ook wel Stricheltechnik). Dit geeft de schildering een levendig en tintelig karakter, dat bij Poen de Wijs nog wordt versterkt door experimenten met fijne structuren, gekreukeld papier werd in de natte verf gedrukt. Geschilderd, gearceerd, gerold of gespoten: de monochrome onderschildering blijft altijd prominent aanwezig in het schil­derij.

Halftransparant uitgewerkt
Nu volgt een olieverflaag waarin voorzich­tig kleur en gedeeltelijk ook details worden aangebracht. In deze laag worden de losse partijen halftransparant uitgewerkt. De on­derschildering schemert door en de tonaliteit is koel en pastelachtig. In de natte verf wor­den lichte en donkere partijen nader uitge­werkt. Voor zachte kleurovergangen wordt gebruik gemaakt van tamponneerkwasten waarmee men de nog niet doorgedroogde verf heel fijn kan verdrijven. Een tussenlaag kan soms nodig zijn om bepaalde effecten of correcties te verwezenlijken, bijvoorbeeld het aanscherpen of afzwakken van een kleurcontrast. In deze complexe laag gebeurt in schildertechnische zin zo veel tegelijk, dat woorden tekort schieten. In de talloze moge­lijkheden van over elkaar aangebrachte lagen, van opaak via half tot geheel transparant, kan de schilder zijn meesterschap bewijzen. Poen de Wijs heeft dat meesterschap al lang gele­den bereikt. Dat wil niet zeggen dat zijn tech­nische en stilistische ontwikkeling stilstaat. Hij is een kunstschilder die zichzelf steeds nieuwe technische vragen stelt. Het oplossen daarvan beïnvloedt zijn schilderstijl, hetgeen weer nieuwe technische vragen stelt. Deze wissel­werking tussen stijl en techniek is karakteris­tiek voor de werkwijze van Poen de Wijs: “it takes two to tango”. 

2023 Alle rechten Vijlbrief Collectie